Een jonge teef draafde door de wouden, opzoek naar gezeldschap, wat ze toch niet zou vinden. Ze zuchtte. Wat deed ze hier? Ze was verdwaald, maar dat was haar grootste zorg niet. Tenslotte, als je verdwaald bent, ben je de weg kwijt, maar voor haar was er geen weg. Ze zocht nergens naar, omdat ze simplweg nergens thuishoorde.
Uiteindelijk kwam ze uit bij een grote steen, middenin het woud. Ze ging er bovenop zitten, keek naar de blauwe hemel. Ze liet een klaaglijke huil horen, opzoek naar gezelschap. De huil was hard e zuiver, over het halve, misschien zelf wel het hele, woud te horen. Zou iemand erop reageren?